Als chansonzangeres Marianne en drukker Robert elkaar voor het eerst ontmoeten, komen ze allebei in een uitzonderlijke situatie terecht. Ze lijden aan eenzaamheid, een gebrek aan sympathie en aandacht. En zo voelen ze zich bijna onvermijdelijk tot elkaar aangetrokken: de vrouw van midden veertig en de man die twintig jaar jonger is. Ze vluchten in de warmte van elkaars lichamen, de tederheid van de omhelzing en herontdekken de wereld door elkaars ogen. Maar korte tijd later haalt het dagelijkse leven het stel in. Vanuit de hemel van geluk valt het op de grond van de werkelijkheid, en dit is ontnuchterend en wreed. Het leeftijdsverschil tussen de twee geliefden is te duidelijk. Hun liefde, die zo plotseling en zo weinig geconditioneerd ontstond als twee lichamen die elkaar zoeken, valt uiteen. Marianne gehoorzaamt de rede en keert terug naar haar man.